Column: Circulair bouwen, wie pakt de handschoen op?
24 maart 2025
In een bouwsector die hard aan het zoeken is naar mogelijkheden om de bouwproductie binnen de grenzen van duurzaamheid, CO2 en stikstof op niveau te houden, wordt circulair bouwen steeds interessanter. En dan met name het circulair bouwen waarbij bestaande bouwmaterialen of elementen worden hergebruikt in nieuwe projecten. Het blijft dan ook bijzonder om te zien dat circulaire projecten lastig van de grond komen.
Ik ben vanuit ons bureau bij meerdere circulaire bouwprojecten betrokken. Dat varieert van nieuwbouw met herbruikbare en deels hergebruikte materialen, tot renovatie waarbij zoveel mogelijk elementen worden hergebruikt, tot de- en hermontage waarbij een bestaand gebouw volledig als donor gebouw wordt gebruikt voor nieuwbouw. Hoewel elk project zijn eigen dynamiek heeft, zien we ook dat bij veel projecten dezelfde belemmeringen naar voren komen.
Wet- en regelging
De eerste en misschien wel grootste belemmering is de wet- en regelgeving. Het spreekt natuurlijk voor zich dat elke gebouw veilig en functioneel moet zijn. Kijkend naar veiligheid, betekent dit bijvoorbeeld dat verplaatste brandwerende puien weer gecertificeerd moeten worden. In theorie lijkt dit niet zo’n probleem, maar in de praktijk blijkt dat veel partijen hun vingers hier niet aan willen branden of dat de kosten zo hoog worden dat het financieel niet interessant is en een dergelijk pui beter als niet brandwerende pui kan worden toegepast. Kortom downgraden. Een ander voorbeeld zijn dragende vloeren. Zolang ze nog in een gebouw zitten, wordt verondersteld dat ze nog tot in het einde der tijden voldoen. Halen we ze uit het gebouw en monteren we ze in een andere, dan dient eerst door testen vastgesteld te worden dat de vloeren nog hetzelfde dragende vermogen hebben. Kijkend vanuit veiligheid zijn beide voorbeelden natuurlijk logisch. We zouden echter naar een nieuwe standaard moeten waarbij hercertificering eenvoudiger wordt, waardoor de kosten omlaag kunnen en de mate van hergebruik omhoog.
Andere kijk op hergebruik
Een tweede belemmering is dat de bouwende partijen op een andere manier naar het hergebruik kijken dan wij als adviseurs. Hier speelt het gebrek aan ervaring met hergebruik en het vermeende risico dat ze lopen, vaak een grote rol. Als voorbeeld nemen we een binnendeurkozijn met deur. Als adviseur inspecteer je tijdens de ontwerpfase steekproefsgewijs een aantal elementen en baseer je daar je eenheidsprijs op. Vervolgens komt de (de misschien niet zo heel erg ervaren) bouwer aan tafel. Hij ziet het identificeren, demonteren, nummeren, opslaan, verplaatsen, herplaatsen en herstellen vooral als heel veel werk, omdat hij het per element bekijkt. Het gevolg is dat het hermonteren aanzienlijk duurder uitvalt. En in de huidige tijd waarbij de kosten een hele grote rol spelen, is dit dan het einde van de ambitie.
Opdrachtgever
De derde belemmering is de opdrachtgever zelf. Opdrachtgevers hebben vaak wel een ambitie of doelstelling, maar vaak geen intrinsieke motivatie. Hierdoor komt een kleine hobbel vaak over als een muur die geslecht moet worden. Daarbij komt nog dat het eindbeeld dat een opdrachtgever voor ogen heeft, vaak is gebaseerd op een nieuwbouw niveau met nieuwe materialen. Als vervolgens de eerste goede visualisaties worden gemaakt, dan wordt het hergebruik ter discussie gesteld.
De oplossing voor deze belemmeringen ligt mijn inziens in standaardisatie en een hele goede communicatie. En met name in de communicatie kunnen wij als kostendeskundigen een hele belangrijke rol spelen. Ik denk dan ook dat wij die handschoen moeten oppakken.
Huub Kamphuis, voorzitter NVBK